Medewerkers als aandeelhouders, waarom niet?
Eís niet alleen eigenaarschap van medewerkers, maar máák ze eigenaar
De piloten van KLM krijgen een belang van 4,5% in het moederbedrijf Air France-KLM en een commissariszetel. Dat valt slecht bij bonden en beleggers ‘absurd’ en ‘merkwaardig’. Zo kopte een landelijk dagblad. Wat blijkt? De pilotenbond VNV heeft met de directie een voorlopige deal gesloten dat de piloten aandelen krijgen in ruil voor bezuinigingen. De bonden zijn tegen. Waarom zouden de piloten een aparte commissaris krijgen en cabine- en grondpersoneel niet? Beleggersvereniging VEB vreest dat de bestuurbaarheid van het bedrijf in gevaar komt, er zijn immers al veertien non-executieve bestuurders en daar komt nu nog een vijftiende bij.
De parallel met een vergelijkbare ontwikkeling in de ziekenhuiswereld is niet te missen. Al jaren wordt gesproken over medisch specialisten die mede-eigenaar worden in het eigen ziekenhuis. Ziekenhuis Bernhoven neem initiatieven om medici een rol als aandeelhouder te geven. Ook dit zogenaamde participatiemodel in de zorgsector is aan kritiek onderhevig. Is het een deal om de specialisten te verleiden af te zien van hun status als vrijgevestigde (met hoge inkomens)? En waarom zouden andere groepen personeelsleden niet ook recht op aandelen krijgen? En raakt het ziekenhuisbestuur in een sandwich als zij besluiten over de medisch specialisten moeten nemen terwijl deze groep tevens als aandeelhouder een machtspositie heeft?
Het zijn dilemma’s die terug te voeren zijn op de fundamentele vraag: Van wie is de onderneming? Is het eigendom in handen van de aandeelhouder die kapitaal inbrengt? Of berust het eigendom – niet juridisch maar in brede zin- bij álle stakeholders waaronder personeel, topprofessionals, bestuurders maar ook cliënten, overheid en maatschappelijke groeperingen?
Dit vraagstuk valt op twee manieren te bekijken: ideologisch en bestuurskundig.
Ideologisch gezien zijn er twee uitersten. Eén: de onderneming is een maatschappelijk instituut en een samenwerkingsverband van verschillende belanghebbenden – ruwweg het Rijnlandse model. In deze visie past het dat piloten, specialisten en andere personeelsleden aandelen bezitten en is het logisch dat ‘de factor arbeid’ zeggenschap heeft in de governancestructuur. Twee: de onderneming is een investeringsobject met als oogmerk winstmaximalisatie voor de aandeelhouders – ruwweg het Angelsaksische model. In deze visie is het logisch dat alleen de kapitaalverschaffers de ultieme zeggenschap hebben. Er is echter een middenweg mogelijk en die is common practice in Nederland. Overwinsten worden soms gedeeltelijk uitgekeerd aan bestuurders, professionals en overig personeel. Ook de zeggenschap wordt gedeeld, zij het met mate. Zo heeft de ondernemingsraad instemmings- en adviesrechten en een voordrachtsrecht voor maximaal een derde van de rvc-leden. In het semipublieke domein kunnen cliëntenraden of huurders een bindende voordracht doen voor een rtv-lid.
Uit bestuurskundig oogpunt zijn er ook twee extremen mogelijk. Eén: de klassieke agency theorie schrijft voor dat er een strikte scheiding moet zijn tussen eigenaren, managers en uitvoerenden. Dat leidt tot grote wendbaarheid, optimale aanwending van middelen en maximale economische waardetoevoeging. Het nadeel is echter dat de uitvoerenden slechts werknemer zijn, zonder intrinsieke motivatie of eigenaarsgevoel en dat de onderneming soms tot koopwaar wordt gereduceerd waarbij aandeelhouders kortetermijnwinsten laten prevaleren en de continuïteit van het bedrijf op lange termijn veronachtzamen. Twee: de onderneming is eigendom van allen die er werkzaam zijn, er is een eerlijke verdeling van geld en zeggenschap. Men voelt zich als eigenaar verantwoordelijk, de motivatie is hoog. Maar in extreme vorm leidt dit ‘arbeiderszelfbestuur’ tot verlamming en onbestuurbaarheid. Ook bestuurskundig gezien is in Nederland sprake van een middenweg, maar zodanig dat de bestuurbaarheid geen gevaar loopt. Er zijn vele vormen van formele en informele zeggenschap, bijvoorbeeld voor de ondernemingsraad, maar zodanig dat de onafhankelijke positie van het bestuur behouden blijft. Het ‘bestuur bestuurt’ is het adagium. Er wordt geëxperimenteerd (en gekoketteerd) met leiderloze organisaties, maar over het algemeen bewijzen ‘bazen’ met beslismacht hun waarde, dat voorkomt verlamming. Daarnaast is in de governancestructuur de onafhankelijke positie van de toezichthoudende raad gewaarborgd.
“Te veel zeggenschapstoedeling aan verschillende partijen leidt tot bestuurlijke impasse.”
Er is in deze typisch Nederlandse middenweg geen one best way. Zowel bij de KLM als bij de ziekenhuizen (en elders) is het zaak om een passende vorm van mede-eigenaarschap te kiezen en daarbij zorgvuldig de voor en nadelen af te wegen. Een paar uitgangspunten zijn daarbij van belang:
- Nederland heeft belang bij stabiele arbeidsverhoudingen. Consensus bereiken over de verdeling van geld en zeggenschap hoort daarbij.
- Ondernemingen moeten scherp aan de wind zeilen en wendbaar zijn, kritische aandeelhouders zorgen daarvoor, maar onrustig flitskapitaal kan tot desintegratie en waardevernietiging leiden. Dus continuïteit en duurzame organisaties moeten zijn gewaarborgd
- Risicodragende investeerders, bestuurders met grote verantwoordelijkheden en schaarse topprofessionals mogen op passende wijze beloond worden, maar de inkomensverschillen moeten redelijk en rechtvaardig blijven
- Te veel zeggenschapstoedeling aan verschillende partijen leidt tot bestuurlijke impasse en verpolitiekte of gejuridiseerde verhoudingen dus twee kernprincipes zijn leidend: onafhankelijk toezicht en het bestuur bestuurt.
Concreet betekent dit dat medewerkers aandelen kunnen verwerven – dus investeren in hun eigen bedrijf – en naar rato van hun belangrijkheid (met salarisniveau als indicator) in de onderneming dividend uitgekeerd kunnen krijgen. Qua zeggenschap is het oppassen geblazen. Men kan niet alle medewerkers-aandeelhouders directe invloed op de besturing geven. Maar een getrapte vertegenwoordiging kan wel. Bijvoorbeeld via het bestuur van een stichting die de aandelen beheert en bepaalde zeggenschapsrechten krijgt (een zogenaamde STAK: Stichting Administratiekantoor). Het is merkwaardig dat vormen van mede-eigenaarschap niet veel meer worden toegepast. Het sluit aan bij de huidige tijd waarin alom van medewerkers verantwoordelijkheid en eigenaarschap wordt verlangd. Waarom niet écht eigenaarschap?